Rouwdouwers : roman
Rouwdouwers : roman
Details
235 p.
Besprekingen
NBD Biblion
Trouw
'Janken is een keuze.' Ada's vader verdraagt het niet als zijn kinderen huilen. In Falun Ellie Koos' debuutroman Rouwdouwers is een boek lang Ada aan het woord, we volgen haar als ze een jaar in Spanje verblijft op een volstrekt geïsoleerde vervallen boerderij. Enige andere sterveling is de opzichter Molina, een oudere Spaanse man die 's avonds bij het haardvuur rode wijn drinkt alsof het water is.
In een interne monoloog richt Ada zich tot haar jongere broertje, ze haalt herinnering op aan hun gedeelde kindertijd. Ada doet het in haar relaas voorkomen alsof ze vanaf de geboorte sterk genoeg was om aan de eisen van haar vader te voldoen. Het broertje was zachtmoedig, behoeftig en zwak. Zij huilde nooit, deed dat zelfs niet toen ze uit de baarmoeder kwam. De fantastische beginzin van het boek: 'Ik kwam geluidloos uit onze moeder gebarsten'. Vader deed zwaar fysiek werk (houthakken, plantsoenendienst). Zij overtroefde de vader in spartaans arbeidsethos door als tiener na de mavo in een vleesfabriek te gaan werken, waar handen en gezicht kapotgaan van de kou. De broer kwam in de jeugdzorg terecht.
De roman staat op de shortlist voor de Librisprijs die maandag wordt uitgereikt en is een serieuze kanshebber. Het is verleidelijk Rouwdouwers te lezen - en te prijzen - als een onsentimentele en felrealistische roman over sociale armoede. Zeker, ellende is er in het boek te over, door Koos overigens beschreven zonder enig effectbejag. De moeder werd als tiener al zwanger en overleed toen de kinderen nog heel klein waren. De vader brengt zijn kinderen onder in een caravanpark. Er is huiselijk geweld en emotioneel onvermogen. Maar Rouwdouwers wil niet 'uitleggen' wat opgroeien in armoede is. Het is een boek over de relatie tussen leven en kunst.
Exotisch geval
Ada kan maar moeilijk aan zichzelf toegeven dat ze voor iets anders in de wieg gelegd is dan fabrieksarbeid. Alleen door grote weerstand in zichzelf te overwinnen komt ze op de kunstacademie. In haar beeldend werk past ze steeds opnieuw hetzelfde procedé toe: ze kerft in hard materiaal gegroefde gezichten uit. Eerst in hout, later steen. Docenten en studenten zijn gefascineerd.
Zij heeft de grootste moeite om werkelijk door de opleiding aangeraakt en dus gevormd te worden. Haarfijn voelt ze aan dat ze al snel als een exotisch geval wordt opgevoerd, met haar leven op een caravanpark. Omgekeerd voelt voor Ada de hele kunstwereld als schijn, ze noemt het treffend een 'pierenbadje' waar niemand ooit echt leert zwemmen. Als ze het woord richt tot haar broertje blijft ze trouw aan hun gedeelde taal, met harde woorden als janken en homo.
Ada komt uit een wereld waar je je staande houdt door het uit te houden met herhaling: steeds dezelfde afmattende arbeid, steeds dezelfde klappen, steeds het in je huid kervende tekort. En zo is precies ook de kunst die ze maakt: repetitief en kervend. Eenmaal ontsnapt aan het milieu van haar vader stuit Ada op mensen die de luxe hebben te kunnen geloven in zoiets als organische groei.
Wie kunst studeert, moet onophoudelijk iets in zichzelf 'onderzoeken', 'reflecteren' op de eigen 'ontwikkeling'. Maar voor Ada is dat een wezensvreemde en ook wezenloze bezigheid. Groei? Je bent hard genoeg geboren om te overleven, of niet, de omstandigheden zullen tonen uit welk materiaal je bent opgetrokken. Koos laat zien dat de levensfilosofie van mensen aan 'de onderkant' minstens even vormend is als die aangereikt wordt door officiële academies.
Uiteindelijk belandt ze in Spanje, in wat ooit een residency was voor kunstenaars. De hoofdstukken die zich daar afspelen zijn overdonderend goed. Je voelt je als lezer volledig opgenomen op die geïsoleerde en vreemde plek. Andere kunstenaars blijken er helemaal niet te zijn. Molina is voortdurend bezig hout te hakken, maar niet omdat hij leeft van de houtkap. Als een machinist zonder trein stookt hij 's avonds zoveel mogelijk hout erdoorheen. Hij heeft twee honden die hij als hij het nodig acht trapt en slaat. Het raadsel van die twee eenzaten samen, die zichzelf uitputten in arbeid zonder duidelijk doel, je ziet echt onmiddellijk de verfilming voor je (niet toevallig is Koos opgeleid als scenarist).
Vernedering
Ada heeft in het voetspoor van haar vader een mythe van volkomen zelfredzaamheid geschapen. Hulp maakt afhankelijk, en afhankelijkheid gaat alleen maar leiden tot vernedering. Je gaat begrijpen dat haar onvoorstelbare koppigheid een noodzaak is, omdat juist als de sociale omstandigheden zo bepalend zijn, er iets te kiezen moet zijn - al is het een bijna destructieve keuze. Ze vergelijkt zichzelf met een steen, die hooguit opgewarmd wordt door de zonnige natuur van andere, onder een gelukkiger gesternte opgegroeide studiegenoten.
Overduidelijk is haar verhouding tot Molina een herhaling van de relatie tot haar vader. Toch verschuift er in die herhaling ook iets, haar mythe van autonomie gaat barsten vertonen. Dat maakt het ook nog eens domweg een spannend boek: je ziet de scheuren komen, groter worden, en ademloos volg je Ada op een pad dat, al kan ze het moeilijk toegeven, haar verandert.