Nachtschade
Nachtschade
De hoofdpersoon van Nachtschade leeft in eindeloze cycli van tijd en tussentijd. Wanneer de migraine toeslaat brengt ze de tussentijd door in een schemerruimte, terwijl vormloze monsters door haar schedel slenteren. In de andere tijd probeert ze een leven op te bouwen ondanks de grilligheid van haar eigen lichaam. Als houvast verzamelt ze de stemmen van vrouwen die haar voorgingen in de tussentijd, op zoek naar soelaas, naar een teken, naar magie. Maar die obsessie brengt een crisis teweeg wanneer blijkt dat de zeventiende-eeuwse filosofe Anne Conway zich niet laat vangen in taal.
In het rijke en erudiete Nachtschade verkent Schouten het niemandsland tussen ziek en gezond. Door een kier in haar hoofd daalt de lezer af naar een hallucinante wereld opgebouwd uit kristalheldere vignetten, scherpe observaties, verwondering en verwantschap met vrouwelijke denkers en schrijvers. Minder
Details
278 p. : ill.
Besprekingen
De Standaard
Pijn onttrekt zich aan “de tiranniek van grammatica”, weet Emma Laura Schouten. Sinds haar tienerjaren heeft ze migraineaanvallen. Hoe zoiets voelt? Desgevraagd droedelt Schouten een spiraal, maar in haar debuutroman doet ze een poging om het talig te vatten.
In Nachtschade , vernoemd naar het plantengeslacht dat zenuwpatiënten moeten vermijden, wordt de lyriek aangewend om woorden te vinden voor het onuitspreekbare. Dat resulteert in uitzinnige beschrijvingen die soms lezen als een hooglied van de hoofdpijn: “Je valt en valt en betreedt een wonderland waar eerder onhoorbare geluiden en onopvallend licht worden uitgerekt en versterkt, als amorfe monsters door het craniale landschap slenteren en almaar groeien, groeien, je gedachten uit je schedelbot schrapen, terwijl het deel van jezelf waarvan je weet dat het ook nog moet bestaan krimpt en samensmelt met de schaduw van deze wilde dingen, de woest stampende wezens.”
Schouten zoekt beelden en vindt de “oud-Griekse migrainedemon” Antaura, een zeewezen dat periodiek in schedels kruipt om zich te voeden met andermans vlees en bloed. “Antaura kwam (...) en ging niet meer weg, nestelde zich in mij en groeide als klimop langs de wanden van mijn persoonlijkheid, tastte de mortel tussen de richels aan zodat mijn karakter poreus werd.” Het creëert de noodzaak om haar ziektegeschiedenis te boekstaven.
Naast een impressionistische autobiografie is Nachtschade een reisverhaal. Schouten 'verzamelt' vrouwen die haar voorgingen, oftewel aan dezelfde aandoening leden: Jane Austen, Virginia Woolf, Sylvia Plath, Susan Sontag, Joan Didion. En Anne (Finch) Conway, een zeventiende-eeuwse Britse filosoof die het dualisme afwees, en lichaam en geest als eenheid probeerde te denken. Om er meer over te weten te komen, trekt de verteller naar Londen.
Het verslag is al te zeer op volledigheid gericht, zeker omdat de opbrengst van secundair belang lijkt. Dit boek wordt gedragen door Schoutens schrijfexperimenten, zoals de soms raadselachtige, poëtische intermezzo's, die uit collages van het werk van anderen blijken te bestaan, of haar lenige, essayistische uitweiding over 'Lorem ipsum' - de opvultekst die vaak door grafisch ontwerpers wordt gebruikt om een vormgeving te testen. “Zelfs wanneer ze haar weg vindt naar taal, wanneer ze ruimte in mag nemen, is pijn niet meer dan een opvulling, iets tijdelijks dat overschreven moet worden voor het aan de ogen van lezers kan worden blootgesteld”, besluit Schouten. Zelden werd dat proces van zoeken en verhullen zo ongefilterd weergegeven.
De Volkskrant
Ooit schreef de grote Amerikaanse essayist Joan Didion over haar migraineaanvallen: 'Dat niemand overlijdt aan migraine is voor wie midden in een aanval zit een twijfelachtige geruststelling.'
Ook in Nachtschade, de debuutroman van Emma Laura Schouten (1994), komt meermaals het verlangen voorbij om dan maar liever dood te gaan. Alles om de verzengende hoofdpijnen niet langer te hoeven verdragen. Soms lukt het de naamloze hoofdpersoon de migraines te dempen met pillen, maar af en toe moet ze die op volle sterkte ondergaan. Het is een pijn die geen ruimte laat voor iets anders, die voorbijgaat aan de taal.
Cru genoeg zijn Schoutens beschrijvingen prachtig: 'De ervaring is caleidoscopisch, versplinterd glas in een veelhoekige buis die tegen mijn linkeroog is gedrukt en die me dwingt te zien wat het donker doorklieft. Elke beweging veroorzaakt een vuurwerk dat oneindig gespiegeld wordt, elke draaiing brengt een nieuw figuur, asymmetrisch in haar oorsprong maar symmetrisch in het tegenlicht.'
De voortdurende dreiging van een nieuwe aanval maakt dat deze hoofdpersoon leeft als een geestesverschijning: pijn van zo'n grote intensiteit is ondeelbaar en daarom kun je je maar beter terugtrekken. De anderen zullen niet begrijpen waarom je keer op keer afzegt, zo onvoorspelbaar bent. In haar afzondering verbindt ze zich met andere geestesverschijningen: ze zoekt in het werk van overleden vrouwen die ook aan migraine leden naar een oplossing, een antwoord op de vraag hoe te leven, een handreiking, iets. Haar lijstje bevat negentien grote geesten, onder wie Hildegard von Bingen, Jane Austen en Ada Lovelace.
De hoofdpersoon raakt het meest gefascineerd door de 17de-eeuwse Engelse filosoof Anne Finch Conway, die het dualisme, het onderscheid tussen lichaam en geest, bekritiseerde. Logisch, volgens haar biograaf: iemand met onophoudelijke pijnen bemerkt gewis dat haar geest wordt beïnvloed door haar lichaam. Frustrerend, volgens de hoofdpersoon: 'Laat het onderscheid tussen mijn geest en lichaam alsjeblieft substantieel zijn, want als dit lichaam definieert wie ik ben is de laatste pilaar onder mij weggeslagen.'
Deze gedachte loopt als een rode draad door Nachtschade: de hoofdpersoon weigert 'Antaura' (de migrainedemon uit de Griekse mythologie) te zien als onderdeel van zichzelf, het is een kwaad van buiten.
Die harde scheiding roept voortdurend de vraag op: wie had ik kunnen zijn zonder Antaura? Wat als ik Antaura kan uitdrijven? Het maakt dat de 'tussentijd', de dagen die ze in bed doorbrengt, zich ook uitstrekt naar de dagen waarop ze het licht en het geluid van de wereld verdraagt. Het echte leven kan pas beginnen als Antaura verdwijnt, maar altijd is er 'het onafgebroken ruisen van de bijna-hoofdpijn, de misschien-migraine, het veelvingerige trekken aan de kleinste spieren in mijn nek, het eenzijdige fantoom, de geduldige Antaura in afwachting.'
Nachtschade licht op talig niveau al een tipje van de sluier op, geeft op vormniveau al een antwoord op de zoektocht van de hoofdpersoon: juist de passages die de migraineaanvallen beschrijven zijn het sterkst. In die pulserende pijnen komt deze roman tot leven en aanschouwt de lezer huiverend hoe zo'n diepe afgrond door zulke talige schoonheid kan worden benaderd.
De 'gewone tijd' wordt veel minder aansprekend, veel minder levendig beschreven. Op relationeel niveau is er niemand tot wie deze hoofdpersoon zich echt verhoudt buiten haar hoofdpijnen: ze verhuist naar Londen om zich verder in Anne Finch Conway te verdiepen, maar verstopt zich voor haar huisgenoten, gaat lesgeven op een school maar ontwijkt haar collega's en leerlingen.
Als lezer dwaal je nu en dan af bij zo veel ongerichtheid. De vrijheid in vorm biedt openingen die soms ook iets weghebben van grote gaten. Toch weet dit boek te boeien door de steeds weer nieuwe benaderingen van iets dat juist een herhaling van zetten is; de roman brengt verscheidenheid aan in het plotloze van migraine. Met horten en stoten wordt toegewerkt naar acceptatie, niet een uitdrijven, maar leren leven met Antaura.
Aan het eind van een lange wandeling zet de hoofdpersoon haar tent op en beginnen de scheerlijnen voor haar ogen te vibreren. De pillen blijken op, wat volgt is 'een zeldzaam soort berusting. Er was niets wat ik kon doen, niets wat ik moest doen, behalve ademend deze tussentijd uitzitten.'
Schouten slaagt er in deze grillige, zoekende roman, vol filosofische overpeinzingen, wonderwel in om het schemergebied op te roepen waarin iemand leeft die chronisch pijn heeft.